Tijdens de aandeelhoudersvergadering op 20 mei j.l. verdedigde Shell-topman Van Beurden zich tegen de roep om de olie- en gasvoorraden op de balans van Shell af te waarderen, aangezien overheden grenzen hebben gesteld aan de CO2-uitstoot. Volgens Shell blijft gas en olie belangrijk voor de toekomst en moeten we uitstoot van CO2 voorkomen door dit grootschalig op te gaan slaan. Dit klinkt misschien aardig op een aandeelhoudersvergadering, maar in werkelijkheid kleven aan de opslag van CO2 grote nadelen waardoor dit weinig realistisch is. CO2-opslag is erg omslachtig (filteren, transporteren, onder druk brengen en in diepe gesloten aardlagen onder land of onder zee brengen), kost veel extra energie en vergt hoge investeringen. Daarnaast brengt het risico’s mee voor explosies, aardschokken en milieuschade en is het ongeschikt om de CO2-uitstoot van auto’s, vliegtuigen en schepen op te vangen. In werkelijkheid is CO2 afvangen en opslaan een doodgeboren kindje. Een aanwezige analist: “De huidige aandeelhouders van Shell wordt een rad voor de ogen gedraaid. Ze kunnen weinig anders dan de aandelen Shell zo snel mogelijk verkopen.”
“De aandeelhouders kunnen weinig anders dan de aandelen Shell zo snel mogelijk verkopen.”
Volkomen juist. In plaats van CO2-opslag onder de grond, is het veel slimmer om de olie en gas met hun koolstof zelf in de grond te laten!
De Shell-top weet wel beter maar predikt slechts voor eigen parochie en probeert de aandeelhouders in de waan te laten van business as usual om de eigen korte termijn bonussen veilig te stellen.